Natuur
Als het gaat om de Europees beschermde gebieden is er geen sprake van permanente conflicten met het duurzaam behalen van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen in enig Natura 2000-gebied. Wel is onvermijdelijk sprake van tijdelijke effecten. Dit als gevolg van mechanische effecten. Deze zijn echter nodig om de beoogde verbetering van de abiotische condities te realiseren.
Er is ten aanzien van de vleermuizen, Eekhoorn, Waterspitsmuis, broedvogels, libellen en Beekprik niet op voorhand uit te sluiten dat sprake is van overtreding van onder de Wet natuurbescherming geformuleerde verbodsbepalingen. Wat betreft de overige voorkomende soort(groepen) die onder deze wet bescherming genieten, staat vast dat géén sprake is van overtreding van verbodsbepalingen.
De voorgenomen activiteit leidt tot een verbetering van de abiotische randvoorwaarden behorend bij een goed ecologisch potentieel, zoals bedoeld op grond van de Kaderrichtlijn Water.
Verder is er sprake van een verbetering van de wezenlijke kenmerken en waarden, uitgaande van bestaande ambitietypen in het licht van Natuurnetwerk Brabant.
Kap van bomen is onderdeel van het VKA, met name rond de vennen. Vrijstellen van venoevers en intrekgebieden, levert zoals inmiddels algemeen bekend een positieve bijdrage aan de waterbeschikbaarheid voor kwelafhankelijk natuur, maar vermindert ook de voedselbeschikbaarheid in vennen door, bijvoorbeeld, een afname van bladinval en dergelijke. Dit betekent echter wel een afname van het areaal opgaande begroeiing. De verbondenheid van het landschap blijft echter intact en verbetert zelfs voor, bijvoorbeeld, Gentiaanblauwtje (Phengaris alcon).