Monitoring

Zoals beschreven in de LESA, is de gegevensdichtheid niet overal voldoende om lokale maatregelen heel specifiek te kunnen formuleren. Goede monitoring (voor én na) zijn van belang om effecten van een ingreep goed te kunnen duiden. Dit vraagt om een specifiek gebiedstoegesneden onderzoek.

Na uitvoering van de maatregelen uit dit Projectplan wordt hydrologische monitoring voortgezet. Zowel door metingen van het grond- als het oppervlaktewater. Door monitoring wordt o.a. getracht inzicht te krijgen in de effecten van de anti-verdrogingsmaatregelen. Tevens wordt een langjarig beeld verkregen voor de KRW. Naast grond- en oppervlaktewaterpeilen gaat het ook om de waterkwaliteit. De exacte wijze van monitoring wordt vastgelegd in een monitoringsplan.

Naast de monitoring van de waterstanden wordt er voor het inbrengen van zand in de beek ook gemonitord hoeveel en hoe snel en hoeveel de beekbodem aanzandt. Op die manier kan er gedurende het proces nauwkeuriger worden bepaald en bijgestuurd hoeveel zand op welke locatie en met welke frequentie kan worden ingebracht. Tijdens het proces van inbrengen van zand worden de waterstanden, het debiet, de bodemhoogtes en de doorstroming van het zand voortdurend gemonitord. Het is de bedoeling dat deze aanzanding en dus ook de bodemophoging van de beek geleidelijk zal plaatsvinden. Zo wordt ook voorkomen dat de beekbodem hoger wordt dan aangegeven in dit projectplan. Daarnaast wordt ook de macrofauna tijdens het proces van het inbrengen van zand gemonitord.